Tafeltennis.nu

Waarom wordt het cto voor meisjes op Papendal in stand gehouden? Die vraag stelde onze vaste columnist Lex Bruijn zich en in deze column geeft hij zijn mening over het "centrum voor topsport en onderwijs"-instituut voor het tafeltennis. Sinds 2015 is het cto op Papendal in de huidige vorm actief.

Waarom wordt het cto voor meisjes op Papendal in stand gehouden? Al jaren blijven de resultaten ver achter bij de investeringen. Er is maar één echte reden om het cto op Papendal in stand te houden, dat is het verkrijgen van subsidie van het NOC/NSF. Redenen om definitief te stoppen met het cto voor meisjes zijn er echter legio.

Laat ik beginnen met de illusie die de meisjes wordt voorgehouden, de illusie dat zij via Papendal de internationale top zouden kunnen bereiken. Dagelijks met tafeltennis bezig te zijn onder leiding van ‘goede’ trainers, goede medische verzorging krijgen, deelname aan buitenlandse toernooien en als je goed je best doet wacht misschien zelfs optreden op een EK. En dan ook nog naar een school die volledig rekening houdt met topsporters. Wie wil dat niet? De verleiding om op deze manier via Papendal tot de elite door te dringen is voor veel van de meisjes die benaderd worden te groot om te weerstaan. Maar is het niet meer misleiding dan verleiding.

Wat is het echte verhaal? Het echte verhaal is dat de kinderen uit hun sociale omgeving worden gehaald, een stap die niet past in onze cultuur. Het zijn kinderen in een kwetsbare leeftijd die veel op moeten geven voor een droom die niet uit zal komen. Die opoffering is te groot evenals de financiële krachtsinspanning die ouders zich moeten getroosten, want de internationale top zal nooit bereikt worden. De realiteit is immers dat nog nooit een speelster die deelgenomen heeft aan het cto tot de Europese top of zelfs maar subtop is doorgedrongen. De topspeelsters die we hebben (Britt Eerland, Kim Vermaas) zijn daar gekomen doordat zij zo verstandig waren om hun eigen weg te kiezen.

De realiteit is dat de cto-meisjes worden gepamperd, dat zij afhankelijk worden (gemaakt) van de nukken en luimen van de bondstrainers die tevens hun coach zijn. Mondigheid wordt niet op prijs gesteld op het cto en opvoeden tot zelfstandig denkende sporters is er helemaal niet bij. De realiteit is dat de meisjes bij toernooien onder ongezonde druk staan om te presteren, want wie niet presteert kan vertrekken. Dat heeft Sharon Janssen vorig seizoen aan den lijve ondervonden. Het is niet zo merkwaardig dat zij sinds haar gedwongen vertrek meer plezier in tafeltennis uitstraalt en mede daardoor beter presteert dan ooit. Rachel Gerarts heeft het jaar daarvoor al op eigen beweging het cto na 6 maanden vaarwel gezegd. Ook zij heeft sindsdien grote sprongen gemaakt.

Speelsters die wel al geruime tijd op het cto bivakkeren maken niet of nauwelijks progressie. Natuurlijk, door het maken van veel uren worden de meiden vaster. Daardoor lijkt het of zij ook beter worden, maar je ziet in de meeste gevallen geen ontwikkeling in het spel zelf. Trouwens,  als ‘internationale aansluiting’ de maatstaf is voor blijvende deelname aan het cto, kunnen gevoeglijk vrijwel alle meisjes naar huis worden gestuurd. Onvoldoende perspectief voor internationale aansluiting was tenslotte destijds ook de reden om Janssen te verwijderen van Papendal. “Wie volgt?” zou ik zeggen.

Verder nog dit: om de schijn op te houden worden speelsters die ‘concurrerend’ zijn en vaak door eigen keuze niet deelnemen aan het cto afgescheept met kleine internationale toernooitjes. Ik zeg met name afgescheept, omdat er bijvoorbeeld te weinig coaches aanwezig zijn om de meiden te begeleiden bij de individuele wedstrijden. Dan heeft zo’n toernooi ook niet zoveel meerwaarde. Natuurlijk zijn er speelsters op het cto die goed zijn en veel beter kunnen worden (Emine Ernst, Karlijn van Lierop), maar de vraag is of het cto daar nu werkelijk zo’n grote bijdrage aan levert. Waarschijnlijk komen deze meiden er ook wel zonder Papendal.

Vooralsnog zullen de dromen niet uitkomen en is het te hopen dat de cto-meisjes de lol in tafeltennis niet verloren hebben als ze uiteindelijk tot de ontdekking komen dat ze welbewust misleid zijn. Alleen om subsidie van NOC/NSF binnen te slepen en de NTTB een prestigeproject in handen te geven.

Goed, geen cto dus. Hoe moet het dan wel? Zoek om te beginnen contact met een tiental verenigingen (dit getal is arbitrair) die beschikken over jeugd, over de nodige faciliteiten om trainingen te verzorgen voor de talenten in de regio en over de bereidheid om daarvoor tijd en zaalruimte beschikbaar te stellen. Biedt deze verenigingen financiële ondersteuning en zorg er zo mogelijk voor dat zij over gekwalificeerde trainers kunnen beschikken als zij die zelf niet hebben. Uiteraard zal e.e.a. nog goed uitgewerkt moeten worden, maar de voordelen zijn legio. Je bereikt meer kinderen; je bereikt meisjes en jongens; de groepen kunnen groter zijn; sterke senioren kunnen als sparringpartner dienen, zodat de talenten niet steeds met dezelfde spelers hoeven te trainen; talenten kunnen ook na hun 18e meetrainen en worden niet te vroeg afgeschreven; door gebruik te maken van meerdere trainers met verschillende visies wordt hopelijk vermeden dat de spelers en speelsters worden opgeleid volgens hetzelfde patroon, waardoor hopelijk achter de tafels een grotere verscheidenheid aan  speltypes zichtbaar zal worden. Kortom, een veel betere en gezondere ontwikkeling van de tafeltennissport begint.

Column voor tafeltennis.nu van Lex Bruijn