Tafeltennis.nu

Op de heilige grond van Alexandra Palace (‘Ally Pally’), waar onlangs Michael van Gerven zijn status als dartsmiljonair weer eens bevestigde, werd afgelopen weekend getafeltennist tijdens het World Championship of Ping Pong (WCPP). Het evenement, met drie Nederlandse deelnemers, heeft wel iets weg van ‘back to the future’. Een verslag van Ted v.d. Meer.

Bijna elke rechtgeaarde tafeltennisser die hier nog geen kennis van heeft genomen, haalt er zijn neus voor op. Niet doen! De hardbatvariant op het moderne tafeltennis is in opmars en niet alleen in Londen. In Azië zijn er al circuits met stevige geldprijzen. De omroepen hebben pingpong ontdekt. Vooral omdat deze variant te begrijpen is ook voor niet-tafeltennissers. Er wordt geen effect gegeven. De bal gaat snel heen en weer en de meest vaardige speler wint het, zo simpel is dat. Goed voor tv en internet dus.

In de prijzenpot van het WCPP zit 150.000 dollar. De centen komen bij sponsors vandaan en een klein beetje uit de entreegelden. Waarom stoppen bedrijven daar geld in? Omdat de organisatie van Barry Hearn (ook bekend van darts, snooker en boksen) prima contracten heeft met omroepen over de hele wereld. En als het om pingpong gaat vooral in Engeland en Azië.

Maar dat is voor de tafeltennisfan natuurlijk geen argument om in te schakelen, in dit geval op Facebook. Het gaat om de sport zelf, om de beelden dus. Dan heb ik een verrassing voor de nonbelievers en de principiële wegkijkers: het is een heerlijke sport om naar te kijken. Maar alleen als je van lekkere (lange) rallies houdt en niet alleen maar gefocust bent op het spintafeltennis waar je mee opgegroeid bent.

Ik zag gisteravond de halve finales en de finale. Vooral de eindstrijd tussen de Chinees Wang (winnaar in 2018) en oud-kampioen Andrew Baggaley uit Engeland was geweldig. Het was een fascinerend duel met ouderwets lange balwisselingen. Uiteindelijk ging de winst met 3-2 naar Baggaley.

De beelden haperden af en toe, maar de sfeer kwam volledig over. Volle tribunes en – ook mede dankzij de vele Oranjefans – veel enthousiasme. Je voelde aan dat het publiek optimaal genoot. Het hielp natuurlijk ook dat er een Engelsman om de hoofdprijs vocht.

De finalisten zaten na afloop volledig stuk. Ze hadden al meerdere ronden gespeeld op zondag en degene met de beste conditie (Baggaley) bleef bovendrijven. Gebutst, dat wel, maar dat verhoogde de pret. Afgematte, totaal kapot gespeelde toppers – dat wil je toch zien? De ceremonie vergoedde alles. De hoofdprijs bedroeg 20.000 dollar, de runner-up ontving 10.000 dollar en de twee nummers drie (onder wie drievoudig WUTTO-kampioen Chris Doran) ging naar huis met 5.000 dollar.

De tv-uitzending werd uitstekend van commentaar voorzien van Colin Wilson, onlangs nog prijswinnaar op het WUTTO WK. Prima, inhoudelijk, was ook de Duitse oud-WCPP-kampioen Alexander Flemming. Ook mooi om te zien dat de eerste ‘schuurpapierkampioen’ van de WUTTO, Anton Andersson uit Zweden, het zo goed deed.

Mijn gevoel werd zondag weer eens bevestigd. Ik ben een fan van hardbattafeltennis. Het is een (h)eerlijke sport. De beste atleet wint, niet degene met de leepste opslagen en de ingewikkeldste spinballen. Heerlijk avondje dus…

Tenslotte: hoe het afliep met de Nederlandse deelnemers? Martin Groenewold kwam zijn poule goed door en sneuvelde vervolgens in de knockoutfase. En wat Lars Adema en Kelvin Heemstra ook probeerden, winst zat er niet in. Voor hen was het al geweldig om in dit steeds sterkere veld mee te mogen doen.

Artikel overgenomen van Ted v.d. Meer